Hoewel ik al lang in het praktijkonderwijs werkzaam ben, heb
ik slechts korte tijd voor de klas gestaan. Ik liep daar al snel tegen het
gevoel aan dat er steeds meer bij kwam en dat ik te hard moest rennen. Een
gevoel dat over het algemeen niet door mijn collega’s werd gedeeld als ik er
met ze over sprak. Sterker nog, er werd gezegd dat het werk voor mij te zwaar
was omdat ik het niet graag zou doen. Waardoor ik bijna ging denken dat het aan
mij lag, bijna, want als ik om me heen kijk en luister, dan weet ik dat ik niet
de enige kan zijn.
Terugkijkend naar mijn start twintig jaar geleden is er in
de loop der jaren heel veel veranderd. Natuurlijk ook ten goede. Het onderwijs
is efficiënter geworden, er word nog beter gekeken naar wat de leerling zelf
nodig heeft en bij ons op school zijn er een aantal opleidingen bij gekomen.
Leerlingen hebben daardoor meer kansen op de arbeidsmarkt. Daartegenover staat dat
de werkdruk voor leerkrachten veel hoger ligt. De klassen zijn nagenoeg verdubbeld,
de problematiek van de leerlingen is vele malen zwaarder en de opslagfactor is
meer dan gehalveerd. Ik zal dit even nader toelichten.
Toen ik begon bestond een klas uit gemiddeld acht
leerlingen. Zo’n twee daarvan hadden extra zorg nodig. Voor elk uur dat je
lesgaf, kreeg je drie kwartier de tijd voor voorbereidingen, nakijken,
opruimen, extra werk verzamelen en alles wat nog meer nodig was om dat uur goed
les te kunnen geven. Dat was luxe, misschien ook wel een beetje te luxe.
Nu zitten er gemiddeld 15 leerlingen in de klas. In de meeste klassen zitten zo’n vijf leerlingen die extra zorg nodig hebben, zo ongeveer dan. Bij mijn laatste klas van 14 leerlingen waren er 13 waarover we ons om een of andere reden zorgen maakten. De opslagfactor voor elk uur dat we lesgeven is minder dan twintig minuten. In die tijd zit ook de tijd die we besteden aan de teamvergaderingen. Als mentor ben je daarnaast veel tijd kwijt aan overleggen met collega’s, gesprekken met de leerlingen zelf en met hun ouders, huisbezoeken, het oplossen van conflicten, invullen van competentielijsten en gegevensoverzichten. Alles moet daarbij geregistreerd worden. Op zich natuurlijk goed, omdat je de ontwikkeling van een kind concreter maakt en het inzichtelijk word voor collega’s, ouders én de leerling zelf, maar het kost wel heel veel tijd.
Onderwijs is ook iets wat voortdurend in ontwikkeling is, wat het uitdagend maakt en een voedingsbodem vormt voor creativiteit. Maar deze ontwikkelingen volgen elkaar steeds sneller op waardoor er verschillende tegelijk lopen. Dit betekent wel dat elke leerkracht in meerdere werkgroepen zit.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over de vele ouder- en feestavonden waar je na een lange dag voor de klas bij aanwezig moet zijn, de uren die je voor zieke collega’s op moet vangen of de surveillance als je eigenlijk aan een pauze toe bent.
Nu zitten er gemiddeld 15 leerlingen in de klas. In de meeste klassen zitten zo’n vijf leerlingen die extra zorg nodig hebben, zo ongeveer dan. Bij mijn laatste klas van 14 leerlingen waren er 13 waarover we ons om een of andere reden zorgen maakten. De opslagfactor voor elk uur dat we lesgeven is minder dan twintig minuten. In die tijd zit ook de tijd die we besteden aan de teamvergaderingen. Als mentor ben je daarnaast veel tijd kwijt aan overleggen met collega’s, gesprekken met de leerlingen zelf en met hun ouders, huisbezoeken, het oplossen van conflicten, invullen van competentielijsten en gegevensoverzichten. Alles moet daarbij geregistreerd worden. Op zich natuurlijk goed, omdat je de ontwikkeling van een kind concreter maakt en het inzichtelijk word voor collega’s, ouders én de leerling zelf, maar het kost wel heel veel tijd.
Onderwijs is ook iets wat voortdurend in ontwikkeling is, wat het uitdagend maakt en een voedingsbodem vormt voor creativiteit. Maar deze ontwikkelingen volgen elkaar steeds sneller op waardoor er verschillende tegelijk lopen. Dit betekent wel dat elke leerkracht in meerdere werkgroepen zit.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over de vele ouder- en feestavonden waar je na een lange dag voor de klas bij aanwezig moet zijn, de uren die je voor zieke collega’s op moet vangen of de surveillance als je eigenlijk aan een pauze toe bent.
Je kunt er met zijn allen voor kiezen om dit zo te doen en
te blijven doen. Bij mijn school heerst de mentaliteit dat dit werk er nu
eenmaal ligt en dat we het zo goed mogelijk samen moeten verdelen, schouders
eronder en gaan. De leerlingen hebben recht op goed onderwijs en dat kan ik natuurlijk
alleen maar onderschrijven. Maar ik vraag me af of we er met zijn allen niet
een beetje in zijn doorgeschoten. Of we niet teveel mee gaan in de
bezuinigingen. Want hoe goed is dat onderwijs eigenlijk nog als er bezuinigd
word op alle extra ondersteuning en zorg in de school en als leerkrachten zo
veel moeten doen dat ze standaard overwerken? Ik weet de oplossing niet,
behalve dan dat ik hier zelf niet langer in mee wil gaan met als consequentie
dat ik, als zorgverlener, uit de school vertrek.
Volgende week gaat het basisonderwijs staken. Ik sta hier
volledig achter, ook al betekent dit dat vele ouders in Nederland een oplossing
moeten zoeken voor hun kinderen. Ik hoop ook dat het iets gaat opleveren en dat
het onderwijs weer goed word voor de leerling én voor de leerkracht.
Dit verhaal is beschreven vanuit mijn eigen ervaring. Hoe
zie jij het? Denk jij er anders over, of juist niet? Laat je me het weten?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten